Vraag aan een architect welke romans over zijn vak gaan en de kans is groot dat het antwoord luidt The Fountainhead van Ayn Rand of Onzichtbare steden van Italo Calvino. Minder voordehandliggend maar absoluut verplichte kost is Austerlitz van W.G. Sebald uit 2001. Op sublieme wijze maakt het boek voelbaar waar het morele vraagstuk van de architectuur zich bevindt: tussen macht en machteloosheid. Macht in de vorm van grandeur en prestige van grootse gebouwen, machteloosheid aan de kant van de gebruiker, wiens leefwereld, handelingen en herinneringen daaraan overgeleverd zijn.
Het is misschien even wennen, want Austerlitz heeft niets gemeen met de vrolijke viering van fantasie bij Calvino of de heldhaftige creativiteit van Howard Roarke in The Fountainhead. Hier dwalen we door de duistere denkwereld van architectuurhistoricus Jacques Austerlitz, een wereld waar het onheil achter elke voordeur kan schuilen, hoe mooi die ook is ontworpen. Via beschouwingen over de Europese architectuurgeschiedenis ontvouwt zich geleidelijk de persoonlijke geschiedenis van Austerlitz: geboren in een artistiek Joods milieu in Praag, in veiligheid gebracht dankzij een kindertransport naar Engeland, de rest van zijn leven op zoek naar zijn familie en identiteit.
Sebald laat Austerlitz reizen door het oude Europa van Praag naar London, van Parijs naar Antwerpen, van Oxford naar Marienbad. Het is een beklemmende zoektocht langs gebouwen van onderdrukking in allerlei vormen. Via kerkers, kastelen, treinstations, forten en overheidsgebouwen belandt hij in Theresienstadt, de plek waar zijn ouders vermoedelijk werden vermoord. In een verhaalvorm zonder structuur, hoofdstukken, witregels of alineascheidingen cirkelen we rond in de gedachten en gesprekken van de hoofdpersoon. Het boek presenteert zich als een film zonder montage, in één lange take van obsessies, angsten en herinneringen.
In de architectuurbeleving van Austerlitz is niets wat het lijkt. Ieder detail kan een uitdrukking zijn van een dieper gevaar, zo omnipresent dat je het niet eens meer opmerkt. De toeristische snuisterijenwinkel in de Tjechische vestingstad Teresín lijkt pittoresk, maar zou zomaar vol kunnen liggen met geroofde huisraad uit de tijd dat het stadje een volgestouwd concentratiekamp was. Fort Breedonk in België lijkt een onneembare vesting, maar lijdt aan de ironie van alle fortificaties: iedere versterking van het gebouw trekt juist grotere vijandelijke aanvallen aan, waardoor de grootste kracht de grootste zwakte blijkt. Steeds weer die ruimtelijke paradox: hoe het schitterende treinstation van Antwerpen een deportatiecentrum werd, hoe het Brusselse Justitiepaleis werd gebouwd op een voormalige galgenberg.
Het boek zou weinig verrassende morele vragen oproepen als de reis langs de architectuur van onderdrukking zou eindigen in het concentratiekamp. Maar Sebald brengt het boek naar de huidige tijd, naar een van de prestigeproject van François Mitterand, president van de kunstenaars en symbool van het ‘goede’ Europa. De Bibliothèque Nationale vormt het sluitstuk van een lange reis langs gebouwen waar een dreiging van uitgaat, gebouwen die iets willen uitschreeuwen, iets willen bewijzen voor zichzelf ten koste van de gebruiker. Genadeloos beschrijft Austerlitz deze bibliotheek als ‘bij voorbaat compromisloos strijdig met de behoeften van elke ware lezer’. De overdonderende ruimtelijke opzet, het praktisch onmogelijk maken om naar binnen te komen, laat staan een boek uit de kast te kunnen pakken: ‘mensvijandig’.
Architectuur is een vakgebied van vooruit denken, plannen, projecteren, organiseren. En Sebald laat zien hoe die ogenschijnlijk onschuldige activiteiten geleidelijk over kunnen gaan in iets vreselijks. De grens tussen verrukking en verdrukking is een glijdende schaal. Zijn de gebouwen die ons moeten verwonderen niet ergens ook bedoeld om ons te onderwerpen -aan bewondering? Austerlitz verhoogt het bewustzijn over wat het werkelijk betekent om ruimtes voor anderen te mogen ontwerpen. De lezende architect blijft achter met een gevoel van urgentie, beklemming en morele twijfel: welke machtsstructuren houd ik via mijn ontwerpen eigenlijk in stand?
Heel gezond, een flinke gewetenscrisis op z’n tijd.
—
De redactie van De Groene Amsterdammer koos Austerlitz als beste roman van de 21e eeuw.
bron beeld: www.bmiaa.com
—