Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Beroemde bomen

Onze straat wordt binnenkort verrijkt met beroemde bomen. De acacia’s afkomstig uit het Museumpark in Rotterdam zullen de zieke acacia’s voor mijn deur vervangen. Opwindend! Maar waarom eigenlijk? Nou, dit zijn geen willekeurige bomen uit de gemeentelijke kwekerij, maar wezens met een betekenis in de architectuurgeschiedenis. Nu deze bomen plaats moeten maken voor de bouw van het nieuwe Depot van Museum Boijmans, verdienen ze een warm welkom van hun toekomstige buurvrouw.

Het Museumpark is misschien wel een van de meest besproken stukken openbare ruimte van Rotterdam. Het ontwerp van Yves Brunier (OMA) uit 1988, was voor de gemiddelde gebruiker niet makkelijk te begrijpen, ook niet met aanpassingen van InsideOutside in 2008: een artificiële wereld met wonderbaarlijke ontmoetingen van materialen en ingrediënten: een grote rijkdom aan vervreemdende plekken. Vooral de ‘vestibule’ – waar de acacia’s vandaan komen – was voor velen een raadsel: een diepe laag grind waarop je nauwelijks kon lopen, gevuld met strakke rijen bomen. In het oorspronkelijk ontwerp waren de boomstammetjes wit geverfd en was het grind een schelpenvloer. De acacia’s, ónze acacia’s, waren in eerste instantie appelbomen, maar die konden niet tegen het hoge zoutgehalte van de schelpjes. Een publiek park waar je niet kunt zitten, niet kunt picknicken, niet kunt voetballen: noem je dat nu een openbare ruimte?!

Nee, de ‘vestibule’ was geen openbare ruimte zoals de gemiddelde ambtenaar het graag ziet of zoals de bekende Deense stedenbouwkundige Jan Gehl deze definieert. Gehl, godfather van het populaire begrip placemaking, introduceerde hanteerbare termen om te praten over publieke ruimte: protection, comfort, delight. Op basis van dit discours richten de meeste steden tegenwoordig hun parken en pleinen in met gezellige terrasjes, bankjes, zitranden, onderhoudsvriendelijk groen en sociaal veilig verblijf. Places om iedereen een geruststellend verpozen te bieden. Natuurlijk is daar veel voor te zeggen, want in een inclusieve samenleving moet het publieke domein uitnodigend zijn voor alle burgers. Maar er kleeft ook iets benauwends aan al die leesbare veiligheid: het leven in een stad hoeft toch niet altijd alleen maar gezellig te zijn?

De vestibule van het Museumpark was een vervreemdende plek, maar dat was precies de kwaliteit ervan. Een esthetisch statement, een conceptuele ruimte, een onderdeel van de sequentie van totaal verschillende ‘kamers’ in het park. Het ontwerp verhield zich niet tot ideeën over comfortabele openbare ruimte maar bewoog zich in het domein van de kunst: de juxtapositie van elementen die niets met elkaar te maken hebben, het organiseren van contrasten in ruimtelijke beleving. Als er één locatie geschikt was voor deze conceptuele benadering van het begrip ‘park’, was het hier wel: midden tussen de drie belangrijkste kunstinstellingen van de stad: Boijmans, Kunsthal, Nederlands Architectuur Instituut. En wie de vestibule van Museumpark echt niet kon begrijpen, hoefde maar even te kijken naar de ontwerpcollages van landschapsarchitect Yves Brunier. Het zijn geweldige beelden om onmiddellijk van te houden: bomen, mensen, witte verf. Liefheid, stoerheid, aantrekkelijkheid. Aan de strakke, conceptuele ruimte als de vestibule ligt een diep romantische esthetiek ten grondslag. 

In een verdichtende stad met exploderende grondprijzen telt iedere millimeter openbare ruimte. Het wordt dan ook steeds moeilijker om dit soort dubbelzinnige plekken te maken. Maar een écht inclusieve stad kent ook plekken die het verwarrende, het ambigue, het conceptuele omarmen. Plekken die tot nadenken stemmen, de blik verruimen en niet direct te begrijpen zijn. Want ook dat hoort bij het spectrum van stedelijke belevingen. 

Het Museumpark zal voorgoed van karakter veranderen met de komst van het nieuwe Depot. En de acacia’s zullen in onze kindvriendelijke, uiterst Jan Gehl-achtige straat met z’n trappetjes en zitranden een compleet andere rol gaan vervullen dan in hun vorige bestaan. Maar we zullen niet vergeten dat deze bomen ooit onderdeel waren van een belangrijk kunstwerk, zelfs niet nu er bij ze gepicknickt en gevoetbald wordt. 

Beelden: Yves Brunier (OMA), collages Museumpark