Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Baksteen tegen de winterdip

Januari dient zich dit jaar januari-achteriger aan dan ooit. Het wordt maar niet echt koud, we mogen eigenlijk geen alcohol drinken en het is permanent grijs. Wat zijn er toch weinig kleuren buiten, merkte mijn dochter op. En gelijk had ze. Zonder het groen van de bomen en het blauw van de lucht blijft er in ons straatbeeld eigenlijk alleen nog maar het rood van bakstenen over. Want dat is precies de kracht van het materiaal. In een land waar het een groot deel van het jaar bewolkt is of regent, doet rode baksteen het altijd goed.

Kleurexpert Rob van Maanen definieert in zijn De kleur van de stad (SUN, 2012) drie typen kleurgebruik: algemeen, specifiek en manifest. Het algemeen kleurgebruik wordt gevormd door natuurlijke ingrediënten van de omgeving zoals lucht en aarde; in Nederland vaak grijstonen. Specifiek kleurgebruik wordt gevormd door veelvoorkomende kleuren: rode baksteen, rode dakpannen of houttinten. Manifest kleurgebruik is het accent, het kleurincident. 

Die drie typen kleurgebruik behoren in een juiste balans te worden toegepast, maar van Maanen laat zien dat dit vaak misgaat. Vanuit de wens om meer expressie aan gebouwen te geven wordt vaak gebruik gemaakt van manifeste kleuraccenten. Bijvoorbeeld als een saai, grijs woonblok een frivole opknapbeurt krijgt met felgekleurde voordeuren. Het toevoegen van een opvallende accentkleur zonder een verbindende ‘specifieke kleur’, levert dan juist een topzwaar, hard kleurbeeld op. Van Maanens benaming ‘specifiek kleurgebruik’ is wat onhandig – er wordt immers niets specifieks mee aangeduid – maar zijn driedeling is bruikbaar om over kleur in de stad te denken. 

Kleurgebruik in architectuur staat niet op zichzelf: de kleur van een gebouw krijgt alleen betekenis in relatie tot z’n omgeving. Naast de grijstonen van een haven of rivier kan een warme aardetint zomaar een knallende impact hebben. Voor het Museum aan de Stroom (MAS) in Antwerpen ontwierp architectenbureau Neutelings-Riedijk een roodbruin zandstenen gevel. Het gebouw is om allerlei architectonische redenen monumentaal, maar niet in de laatste plaats vanwege de kleur. Wat voor weer het ook is, het MAS straalt.

Kleuren hebben in een andere context een andere werking: in de tropen is modernistische architectuur iets anders dan in de polder. Wie ooit het Getty Institute in Los Angeles heeft bezocht en de berg heeft beklommen waarover dit museumcomplex zich uitstrekt, begrijpt de knalwitte architectuur van Richard Meier een stuk beter dan in het centrum van Den Haag. Dat wil zeggen, tussen de woeste beplanting en tegen de achtergrond van een hardblauwe lucht krijgt Meiers witte plaatmateriaal een totaal andere functie dan in het stadhuis van een grijze Hollandse stad. In Los Angeles heeft het wit een regulerende werking, in de Haag is het een manifeste accentkleur.

Van Maanen stelt dat het kleurbeeld in de Nederlandse steden visueel te gefragmenteerd is. En dat kun je volgens hem niet oplossen door nóg meer kleuren toe te voegen, maar juist door het ‘specifiek’ kleurgebruik te vergroten. Want een gedifferentieerd palet van specifieke kleuren bemiddelt tussen het grijs van de Hollandse lucht en de accentkleuren van bijvoorbeeld reclame, iconische gebouwen of bewegwijzering. 

Het is de vraag of die analyse opgaat voor iedere Nederlandse stad, maar we kunnen het proberen. Wie weet werkt het tegen de winterdip.
Meer baksteen in januari.

foto: installatie Alex Chinneck